Symptomen

U bevindt zich hier: Patiënten informatie » Symptomen en verschijnselen

Symptomen en verschijnselen bij de ziekte van Alzheimer

Het verloop van de ziekte kan van persoon tot persoon sterk verschillen wat betreft aard, ernst en tempo van het dementeringsproces. Over het algemeen ontwikkelt de ziekte zich heel geleidelijk, in het begin vaak zelfs onopgemerkt. Meestal begint Alzheimer na het 70e levensjaar, maar het kan ook op jongere leeftijd beginnen. Bij jonge patiënten is het verloop van de ziekte in het algemeen sneller.

De verschijnselen bij de ziekte van Alzheimer zijn in te delen in 3 fases: de begingase, de middenfase en de eindfase. Bij het ernstiger worden van de verschijnselen, neemt ook de afhankelijkheid van de patiënt steeds sterker toe.

Beginfase

In het begin ontstaan er vooral problemen met het korte termijn geheugen. Onthouden wat je net gezien en gehoord hebt wordt moeilijker en ook het leren van nieuwe dingen.

Alles waar je je hoofd bij moet gebruiken gaat meer inspanning kosten: een gesprek volgen, plannen maken, dingen op een rijtje zetten, problemen oplossen en beslissingen nemen. Maar ook iets simpels als televisie kijken gaat meer inspanning vergen.

Geleidelijk aan vinden er karakterveranderingen plaats. Soms onopvallend: iemand is steeds meer met zichzelf bezig en het sociale gedrag neemt af. Het kan ook opvallender: mensen worden plotseling achterdochtig, aggressief of juist erg onverschillig.

Middenfase

Geleidelijk aan belandt de patiënt in de middenfase. Hierbij ontstaan er ook stoornissen in het lange termijn geheugen. Informatie die al langer in het geheugen zit, blijft het langst aanwezig. Maar in de middenfase van het dementeringsproces valt ook het verre verleden weg. De patiënt is dan ook zijn jeugdjaren vergeten.

Oriëntatiestoornissen beginnen met niet meer goed weten welke dag, maand of jaar het is. Ook het verlies van tijdsgevoel treedt op. Dit wordt gevolgd door niet meer weten waar je bent, wie de mensen om je heen zijn (inclusief familie en vrienden) tot aan het moment dat je niet meer weet wie je zelf bent en hoe je leven zich heeft voltrokken.

Ook treedt er afasie op: problemen op met het gebruik van de taal, meestal beginnend met spraak- en schrijfmoeilijkheden. Later wordt ook het taalbegrip minder.

Een ander problemen is agnosie, waarbij je voorwerpen en geluiden om je heen niet meer herkent en niet meer waar ze voor dienen. Ook apraxie treedt op: niet meer weten hoe bepaalde handelingen uitgevoerd dienen te worden of in welke volgorde ze uitgevoerd moeten worden.

In deze fase ontstaan er ook problemen bij het denken. Patiënten weten vaak niet meer goed weten wat gepast is en ze beoordelen situaties vaak verkeerd. Uitkleden in gezelschap of bang zijn voor de televisie komen vaak voor. De patiënt ziet zelf vaak niet in dat hij of zij ziek is.

Soms ook treden er stemmingswisselingen op, waarbij de patiënt eerst heel kwaad wordt maar even later weer heel aardig is. De patiënt heeft zijn of haar emoties niet meer goed in de hand. Ook het dag/nachtritme wordt verstoord: vooral 's nachts zijn Alzheimer-patiënten onrustig.

De laatste categorie problemen zijn lichamelijke problemen. Deels hangen deze problemen ook samen met de ouderdom, maar de Alzheimer-patiënt gaat ook achteruit als gevolg van de ziekte. Vermagering, vermoeidheid, incontinentie en vermindering van de spierkracht zijn veelvoorkomende problemen.

Eindfase

In de eindfase van de ziekte van Alzheimer is de patiënt geheel afhankelijk. Hij of zij wordt bedlegerig en praat niet meer, is de controle over het lichaam kwijt en heeft vaak last van lichamelijke complicaties. De onrust van de middenfase is veranderd in slapen of doezelen en ook kan de hersenbeschadiging epilepsieachtige klachten veroorzaken.

In de laatste fase is de patiënt bijna geheel hulpbehoevend. -->

U bevindt zich hier: Patiënten informatie » Symptomen en verschijnselen
(advertenties)
(advertenties)